Gwendolyn Rutten blijft optimistisch, ook nu de regering aan een zijden draadje hangt: ‘Ik, rancuneus? Eerder te weinig.’

Onderstaand interview verscheen in Het Nieuwsblad op 8 december 2018. Het volledige gesprek kan je hier lezen.

En Gwendolyn Rutten was nog wel zo in haar nopjes. De gemeenteraadsverkiezingen gewonnen, ze wordt zelf burgemeester, in de vier grote centrumsteden wappert de volgende zes jaar een blauwe sjerp rond de lenden, en in de regering ging het ook goed, op wat gebakkelei met die dekselse christendemocraten na. En toen ging N-VA – de partij waar haar Open VLD het zo goed mee kan vinden in Michel I – plots gek doen.

Gwendolyn Rutten zucht. “Ik snap het echt niet, hè. Het ging zo goed. Als Open VLD hebben we gedaan wat we wilden doen. We hebben op geen enkel moment gewrongen gezeten in deze regering. Om maar iets te noemen: de belastingverlaging is gelukt, ook al zei iedereen op voorhand dat het veel te ambitieus was. We hebben gezorgd voor acht miljard belastingverlaging. De samenwerking met N-VA is altijd goed geweest.”

Tot nu. CD&V was heel lang jullie lastige klant in de ­regering. En kijk, diegene met wie jullie zo goed ­overeenkwamen, dreigt de boel op te blazen. Is die vriendschap nu een beetje bekoeld?

“Nee. Ik begrijp dat elke partij haar gevoeligheden heeft en ik heb daar respect voor. We hebben een heel goede samenwerking met N-VA, over de hogere lonen, de jobcreaties, de flexi-jobs. Waarom zou ik nu aan hen twijfelen? Laten we dit gewoon oplossen.”

Het lijkt er wel op dat N-VA er niets mee inzit om de ­regering te laten vallen.

“Ik ga er nog altijd van uit dat niemand licht­zinnig een regering laat vallen. Ook N-VA niet.”

Echt?

“Politiek gaat over mensen en ideeën. Dat botst nu eenmaal, dat hoort bij een democratie. Maar liever dat dan opgesloten worden voor je ideeën. Toch? Kijk, twee jaar lang heeft N-VA gezwegen over het Migratiepact. Ze hadden geen opmerkingen over de aanpassingen die ons land vroeg. En dan nu dit…”

Waarom neemt N-VA uitgerekend nu die bocht denkt u?

“Ze hebben na de verkiezingen van 14 oktober hun analyse gemaakt en gezien dat het migrantenthema weer naar extreemrechts is geschoven. Ze voelen zich niet comfortabel bij dat thema en ­willen een ander discours voeren.”

Verbaast u dat?

“Niet helemaal. Bart De Wever wilde ook al afstappen van de Conventie van Genève over de vluchtelingen. Voor mijn partij is het dan duidelijk: daarin verschillen we fundamenteel van mening. De internationale samenwerking zit in het DNA van Open VLD. Het is niet dat wij willen dat we met z’n allen rond een kampvuur dansen op wereldvlak, maar je moet wél samenwerken. ­Binnen de EU, want dat is onze buitengrens. En met de landen van herkomst. ”

Heeft u bij heel die heisa Bart De Wever aan de lijn ­gehad?

“Neen. Meer details ga ik daar niet over geven. Ik wil de premier alle ruimte geven. En hem heb ik wél al gehoord.”

Partijvoorzitter zijn is een lastige stiel, hè.

“Ja. Maar ook héél boeiend. Ik doe het nog altijd graag, mocht je daaraan twijfelen.”

Overkomt het u nooit dat u zich afvraagt waar u in godsnaam mee bezig bent en waarom u het allemaal doet?

(direct) “Natuurlijk wel.”

Wanneer?

“Na weer zo’n typisch absurde dag in de Wetstraat. Dan rij ik naar huis en denk ik weleens waar ik toch allemaal mee bezig ben. Maar ik neem dan een bad, praat wat met mijn man en ga slapen. En kijk, ’s morgens sta ik op met een ­frisse geest en zie ik elke keer dat er nauwelijks problemen zijn die niet opgelost kunnen worden. Dat is het mooie aan de menselijke aard, vind ik. We vinden altijd wel een oplossing.” (lacht)

Hebt u die raad ook aan premier Michel gegeven? “Rustig, Charles. Neem een bad en ga slapen. Het zal dan wel weer beter gaan.”

(glimlacht) “Ik weet dat hij een fijne huiselijke kring heeft. Ach, het is gewoon een kwestie van de dingen in hun perspectief te zetten. De dag afspoelen onder de douche, of een glaasje wijn drinken na een drukke dag – Hilde Crevits doet dat, heb ik ergens gelezen – is nodig. Het moet vreselijk zijn als je alles blijft meenemen en dat maar blijft ­malen. Dat houdt niemand vol.”

En u blijft maar alles positief zien. Kan u begrijpen dat sommige mensen dat verdraaide optimisme heel vermoeiend vinden?

“Ik ben daarmee geboren, vrees ik. Ik heb het al van kleinsaf. Zelfs mijn vriendinnetjes vroeger hadden er last van en zeiden dat ik hen met rust moest laten ’s morgens. Maar ’s namiddags vonden ze het wel weer leuk. Ik weet niet hoe dat komt. Het zit in mij. Ik kan het niet anders.”

Was het die onweerstaanbare drang die u er ook toe aanzette om een paar maanden geleden al te ­verkondigen dat het aantal blauwe burgemeesters in centrumsteden zou verdubbelen? Het is nog gelukt ook.

“Dat was riskant, ik geef het toe. Maar er is toch niets mis met oprechte ambitie tonen? In België doen we dat veel te weinig.”

Het had ook anders kunnen uitdraaien… Al moet gezegd dat met name Bart Tommelein redelijk comfortabel zat in Oostende. Hij had al een akkoord met N-VA.

“Je moet nog altijd de stemmen halen, hè. Als Bart vijf procent minder had gehaald, dan was het niet geluk. Hetzelfde geldt voor Matthias Declercq in Gent. Zij hebben het gedaan. Zij hebben de mensen kunnen overtuigen om voor hen te stemmen. Zij hebben het verschil gemaakt, net zoals Bart Somers in Mechelen, Vincent Van Quickenborne in Kortrijk, Emmily Talpe in Ieper, ik in Aarschot en iedereen die ik nu onrecht aandoe door ze niet te vernoemen. Lokaal kom je er niet met gespin en gladde pr. Daar moet je het doen. Op straat. Bij de mensen. En daarna komt het erop aan om een goed bestuursakkoord te onderhandelen. Want politiek is niet alleen stemmen halen – er zijn er op dit moment in dit land die dat beter kunnen dan wij, door hard te roepen en de scherpe kantjes op te zoeken. Politiek is ook samenwerken, coalities maken en een goed bestuursakkoord onderhandelen, waarin je je eigen ideeën zo veel mogelijk in kwijt kunt.”

Of ook niet. Hier en daar hebben de liberalen wel een prijs moeten betalen voor die sjerp.

“Goh, die prijs. Ik weet dat niet. Natuurlijk zullen er mensen gelukkig zijn en anderen ongelukkig. Iederéén wil graag een zo stevig mogelijk mandaat…”

U betaalt op bepaalde plaatsen toch de rekening omdat u in sommige gemeenten de forcing voert. In de Oost-Vlaamse provincieraad zit Open VLD ineens in de oppositie, om maar iets te zeggen.

“In Oost-Vlaanderen ben ik ervan overtuigd dat er een politiek spelletje is gespeeld. Dat hebben we daar echt aan den lijve ondervonden. Als de spelregels achteraf veranderd worden, dan wil dat zeggen dat er politiek iets veranderd is. Dat kan ik alleen maar vaststellen.”

U bent dus niet boos op CD&V dat ze u in Oost-Vlaanderen buiten gebonjourd hebben?

“Nee. Fijn vind ik het niet. We bestuurden er samen en waren het erover eens dat we het de afgelopen zes jaar goed gedaan hadden. Maar ze hebben ons toch gelost. Ze mogen het nu doen de volgende zes jaar, hè. Voilà. We zullen dan wel zien. We moeten daar niet in blijven hangen, dat heeft geen zin.”

Zit er geen rancuneus beestje in Gwendolyn Rutten?

“Nee, misschien zelfs wat te weinig. Daar is het leven veel te kort voor. Ik kan wel kwaad zijn, maar heel lang blijft dat nooit hangen. Soms een dag, misschien wat langer en dan denk ik: ach ja.”

Bent u als nationale voorzitter heel erg betrokken in al die coalitiebesprekingen in de verschillende gemeentes en provincies?

“Daar kom ik niet tussen. Ik probeer wel een klankbord te zijn, net zoals ik zelf al eens te rade ga bij mensen die het al eens eerder gedaan hebben. Ik heb als coach heel goed gezien dat we sterke mensen hebben en ik ben niet te beroerd om die mensen hun rol te laten spelen. Dat doe ik al veel langer dan vandaag.”

Maar als de eindbeslissing genomen moet worden, dan komt mevrouw de voorzitter op de proppen, toch?

“Ik heb constant contact met onze spelers in het veld. We hebben kleine WhatsApp-groepjes, waarin we constant met elkaar communiceren. Ik denk dat ik van mezelf kan zeggen dat ik heel ander type ben dan een voorzitter die vanuit de top alles zelf beslist. Ik probeer het heel inclusief te doen, ik steek veel tijd in overleg.”

U bent dus niet de grote spin in het web, die vanuit het hoofdkwartier alles regelt en dicteert?

“Totáál niet. Als je weet wie je mensen zijn en je hebt samen een campagne opgezet, dan moet je vertrouwen hebben in die mensen. Ja, ik wist dat Matthias in zijn speech in Gent die zondagavond zichzelf zou uitroepen tot burgemeester. Maar hij heeft mijn goedkeuring daar niet voor nodig, hoor. Matthias weet perfect wat hij doet en neemt zijn eigen beslissingen. En hij heeft het daar toch maar gedaan, samen met zijn team.”

“Na het wegvallen van Daniël Termont voelde ­iedereen dat er in Gent écht een nieuwe burgemeester zou worden gekozen. Matthias heeft dat moment politiek heel goed gelezen. Van alle kandidaten was hij degene die dat mandaat het ­duidelijkst had gekregen.”

“Mijn manier van werken vraagt veel energie en constant overleg. Maar ik zou het niet anders willen. Als je mijn kinderen vraagt wat mama zoal doet, zullen ze je als eerste zeggen: bellen. Ik heb héél veel contact met onze mensen overal in Vlaanderen. Ik ben ook zelf de boer opgegaan, tijdens mijn Ronde van Vlaanderen. Met iedereen gaan praten en luisteren. Na die tournee wist ik al dat het goed zat. Dat voel je.”

“We hebben nu 75 burgemeesters op 300 gemeenten. Dat is één op de vier. En in de helft van alle gemeenten zitten we in het bestuur.”

En in hoeveel gemeenten leveren jullie een vrouwelijke burgemeester?

“Dat zal iets meer dan 17 procent zijn, denk ik. Ook een vooruitgang. Maar niet genoeg. Dat geldt niet alleen voor de burgemeesters in ons land, maar voor alle topfuncties. Ook bij de ministers. Ik wil een nieuwe doelstelling – voor álle partijen: een regering zou voor de helft uit mannen en de helft uit vrouwen moeten bestaan. Er zijn altijd excuses om dat niet te doen. En het is niet plezant voor wie graag in aanmerking komt voor een ministerpost. Maar dat zou moeten.”

Wat houdt u tegen? U kunt zelf minister worden in de volgende regering. En die zou er weleens rapper kunnen zijn dan we denken.

(schudt het hoofd) “Dat zou al te doorzichtig zijn. Ik heb mijn engagement als partijvoorzitter. Tot 2020. En ik heb een sterk mandaat gekregen om burgemeester te worden van Aarschot. Ik heb heel veel voorkeurstemmen gekregen. Ik kan dus niet tegen de mensen van Aarschot zeggen: Sorry, het was maar voor een half jaar, nu ga ik minister worden. Dan ondergraaf je het vertrouwen in de ­politiek, en dat is al broos. Neen, als ik mijn ­voorzitterschap en mijn burgemeesterschap tot een goed einde kan brengen, dan heb ik het heel goed gedaan, denk ik.”

En in 2020 kan u zichzelf dan gewoon als voorzitter opvolgen…

“Dat is nu niet aan de orde. Ik vind dat je niet te lang op een plaats moet zitten, maar het zou niet verstandig zijn om die deur al dicht te doen. Niemand weet wat er binnen anderhalf jaar gebeurd zal zijn. Ik kan niet voorspellen in welke toestand mijn partij en het land zich zullen bevinden. Misschien moet het dan nog even langer, misschien wíl ik dat ook wel tegen dan. Maar het is nog veraf. Vorige week had je het ook niet geloofd als iemand zou hebben gezegd dat ik een paar dagen later een nieuwe minister zou hebben benoemd.” (Lydia Peeters volgde Bart Tommelein op in de Vlaamse regering, omdat die voluit burgemeester van Oostende wil zijn, nvdr.)

U zou het zelf niet geloofd hebben.

(lacht) “Tja. Het was eigenlijk wel mooi om te zien. In een tijd dat we meer en meer van plastic moeten zijn, en steeds meer moeten opletten wat we zeggen, was die ommezwaai van Tommelein heel mooi. Hij had zijn akkoord gemaakt, had zijn schepencollege geïnstalleerd. Hij blonk van trots. En dan hoorde ik hem op de radio zeggen dat hij misschien toch direct burgemeester zou worden, en niet vanaf de verkiezingen in mei volgend jaar, zoals we hadden afgesproken.”

Dat was vloeken, denk ik.

“Heel even wel. Ik heb hem toen gebeld en een afspraak gemaakt voor een gesprek. Je weet hoe dat gaat. Een minister stopt en ineens voelen heel veel mensen zich geroepen. En ik moet beslissen, hè. Enfin, ik vind het goed dat parlementairen allemaal de ambitie, in hun diepste binnenste, hebben om minister te worden.”

En uw ambitie is het niet?

“Ik wil een goede burgemeester van Aarschot zijn. En ik ben graag voorzitter. Ook al is het een zware stiel. Zwaar, maar mooi.”

Hoe overleeft een meisje uit Aarschot in die ruige wereld van de Wetstraat?

“Door mezelf te blijven. Ik denk niet dat je hier lang kan meegaan als je iemand anders probeert te zijn. Ik ben heel direct – al ben ik al een beetje diplomatischer geworden. Mensen zijn het dan misschien niet met je eens, maar ze hebben wel respect dat je er geen doekjes om windt.”

Een boosaardig karakter zou dat kunnen definiëren als “harde tante”.

“Zo zie ik me niet. Als voorzitter moet je soms beslissingen nemen die hard zijn. Maar als je iedereen gehoord hebt, dan moet je een lijn trekken en niet rond de pot blijven draaien.”

Is het niet net dat rond de pot draaien dat te veel gebeurt in de politiek?

“Soms wel. Ik heb liever een korte, hevige clash dan lang uitgesponnen gedoe. Een paar stappen vooruit kunnen denken is overigens ook handig in deze stiel. Mijn job is inschatten wat kan, maar ook nu en dan wat afstand nemen, om out of the box te kunnen denken.”

Werken als partijvoorzitter slorpt u dag en nacht op. Wat zeggen uw kinderen daarvan? Veel zullen ze hun mama niet zien…

“Mijn zoon Alphonse en mijn dochter Julliette zitten allebei al een paar jaar op internaat. Vrijdagavond, als ze terug naar huis komen, probeer ik er altijd te zijn, al is er vaak nog wel wat werk dat ik moet doen en is mijn telefoon altijd in de buurt. Maar zij mogen dan kiezen wat ze willen eten. Maar ja, het zijn tieners. Dus komen ze thuis, nemen ze een bad en staren ze naar Netflix. Dat sta ik daar schoon. Hey, hallo. Ik ben wel thuis, hè, zeg ik dan.”(lacht)

Als ze op internaat zitten, moet het in de week ’s avonds wel lekker rustig zijn thuis.

“Veel mensen zullen het jammer vinden als de kinderen een hele week van huis zijn. Maar ik merk dat dat in mijn gezin voor heel veel kwaliteit zorgt in het weekend en dat we een heel goede band hebben met de kinderen.”

“Dat is het allerbelangrijkste voor mij. Mijn kinderen moeten zich goed voelen. Als ik op eender welk moment in de week een telefoontje krijg van hen, dan mag iedereen hier op zijn kop gaan staan, maar dan ga ik naar het internaat. Als er eentje ziek is, ga ik die halen, als er iets is, dan stap ik desnoods van het podium en ga ik ernaartoe. De rest moet dan maar wachten. Ook al is het een hele zaal. Geloof me, dat is al ­gebeurd.”

Wat vinden zij ervan dat mama de machtigste vrouw van België is?

“Ze lachen daar weleens mee. Heel vaak zeggen ze tegen me dat ik thuis géén voorzitter ben. Het maakt me nederig. Ik vind dat helemaal niet erg. Integendeel. Zolang ze maar gelukkig zijn. Ik merk nu ook dat ze – wellicht door op internaat te zitten –-zelfstandige mensen aan het worden zijn. Dat vind ik ook heel belangrijk.”

Leven ze met u mee als er iets gebeurt in de politiek?

“Op 14 oktober hebben ze dat zeker gedaan. Mee naar het stemhokje en dan thuis in de zetel naar een film kijken. Voor mij zijn dat vreselijke uren. Iedereen heeft gestemd en het enige wat je nog kan doen, is hopen dat het goed uitdraait. Maar zeker ben je nooit. Mijn kinderen zijn constant bij me gebleven – hun papa was getuige in een telbureau. En toen dan uiteindelijk bleek dat ik gewonnen had in Aarschot én dat de partij het heel goed had gedaan, zijn er traantjes gevloeid. Bij mij en bij hen. Dat heb ik nog nooit meegemaakt, mama, zei mijn dochter.”