Open Vld lanceert 12-puntenplan voor onderwijs: “De lat moet hoog, de drempel laag”

De kwaliteit van ons onderwijs gaat achteruit. “Dat mogen we niet laten gebeuren. Iedereen wil het beste onderwijs voor zijn of haar kind, en daar hebben ze ook recht op”, zegt Gwendolyn Rutten. “Daarom komen wij met een ambitieus 12-puntenplan, zodat we ons onderwijs weer naar de top kunnen brengen. Dat is wat ouders en leerkrachten vragen. We moeten de lat hoog leggen en de drempel laag.”

De liberalen willen tijdens de campagne en de komende legislatuur hoog inzetten op onderwijs. “Het is dé kansenmachine van onze samenleving. Elke leerling moet er zijn of haar talenten kunnen ontwikkelen. De grijze hersencellen van onze jongeren zijn de belangrijkste grondstof van onze Vlaamse kenniseconomie”, zegt Rutten.

Het is voor Open Vld dan ook onaanvaardbaar dat de kwaliteit van ons onderwijs achteruit boert. “In 2003 behoorde ons Vlaams onderwijs nog tot de absolute wereldtop. Vandaag blijkt uit internationaal wetenschappelijk onderzoek dat we sterk achteruit gaan. Iets wat je op het terrein de afgelopen jaren zag en kon horen bij de leerkrachten. Dat mogen we niet laten gebeuren. Dat is spelen met onze toekomst van onze kinderen en economie”, aldus de liberale partijvoorzitter.

Daarom legt Open Vld nu een 12-puntenplan op tafel om ons onderwijs weer naar de top te brengen. Het plan bevat concrete en haalbare maatregelen voor de komende jaren. Ze zijn ook gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. “We mogen geen tijd verliezen. We gaan opnieuw voor goud. De drempel tot ons onderwijs moet laag blijven. Het is niet de portemonnee van de ouders die de kans van een kind mag bepalen. Maar de lat moet opnieuw omhoog. In alle netten en voor alle leerlingen.” Rutten is ervan overtuigd dat we daarin kunnen slagen. “We hebben ontzettend veel goede leerkrachten en scholen die mee aan de slag willen. We moeten het nu gewoon doen.”

  1. Focus op lesgeven

Laat leerkrachten opnieuw doen waar ze echt goed in zijn: lesgeven. Dat is hun kerntaak. Leerkrachten die hun stiel kennen en met passie lesgeven, zijn ook leerkrachten waar we trots op zijn. Dat betekent dat paperassen en administratie voor leerkrachten tot een minimum worden beperkt.  Leerkrachten moeten opnieuw meer tijd hebben om bezig te zijn met lesgeven, met instructie en het aan- of bijleren van nieuwe vaardigheden. We hebben in de afgelopen legislatuur werk gemaakt van ambitieuze en moderne eindtermen voor de eerste graad van het secundair. De tweede en derde graad moeten snel volgen. Zeker in het basisonderwijs en de eerste graad ligt er meer nadruk op kennis en vaardigheden. De fundamenten moeten goed zitten. Hoe beter de basiskennis, hoe beter het daarna gaat om meer gespecialiseerde talenten te ontwikkelen.  Leerkrachten spelen daarin een cruciale rol, maar ook directies moeten beter ondersteund worden. Een directeur is zowel een coach als een HR-manager.

  1. Hervorming lerarenopleiding: zij-instroom stimuleren en arbeidsstatuut flexibiliseren

De hervorming van de lerarenopleidingen is ingezet. We willen dat de beste leerlingen kiezen voor het beroep van leerkracht. We willen ook in het basisonderwijs vakleerkrachten kunnen inzetten voor vreemde talen of techniek.  Tegelijk maken we – zeker in het secundair – meer zij-instroom mogelijk: professionals uit hun eigen vakdomein kunnen (eventueel deeltijds) in het onderwijs aan de slag. En omgekeerd: dat leerkrachten ook elders op de arbeidsmarkt hun compententies kunnen bijspijkeren. Daarom zorgen we voor een flexibeler arbeidsstatuut dat het ook mogelijk maakt om goeie leerkrachten beter te belonen en anderen die niet goed zijn in hun job makkelijker dan vandaag te ontslaan. Na- of bijscholing voor leerkrachten is vandaag bijna onbestaand. Dat kan beter. We maken werk van een professionele leergemeenschap tussen leerkrachten, scholen, lerarenopleidingen en externe partners zoals bedrijven of academici waar ze ervaringen kunnen opdoen en delen.

  1. Leerplicht vanaf 3 jaar

Vroeg begonnen is half gewonnen. Daarom verlagen we de leerplichtleeftijd naar 3 jaar. Dat wil niet zeggen dat kinderen van 3 jaar elke dag een volledige dag naar school moeten gaan. Dat betekent wel dat alle kleuters regelmatig naar school gaan. Want elk kind dat we van jongsaf aan meekrijgen, is een kind met een toekomst. Een kind dat de start mist, riskeert een achterstand. Met ingang van 1 september 2020 gaat die leeftijd al naar 5 jaar. Dat is al een stap in de goede richting. Als kinderen vroeger naar school gaan, betekent dat ook dat we op de kleuterschool meer helpende handen en kinderverzorgers nodig hebben. De kleuterschool is al lang geen ‘bewaarklasje’ meer. Ook in de kleuterklas leren kinderen elke dag bij. Dat is de kerntaak van de kleuteronderwijzers en we nemen we hen de zorg- en andere taken uit handen.  We werken het verschil in financiering tussen kleuter- en lager onderwijs weg en vinden het niet nodig om in de kleuterschool levensbeschouwelijke vakken te geven.

  1. Nederlands is de basis

Nederlands is de basis, de taal die we in Vlaanderen spreken. Zonder een grondige kennis van het Nederlands kan je in Vlaanderen moeilijk mee. We zetten daarom meer in op taalvaardigheid voor alle leerlingen, ongeacht hun thuista(a)l(en). Dat betekent dat er meer lestijd moet gaan naar de kennis van het Nederlands, naar lezen en schrijven. Wie taalachterstand heeft, kan terecht in extra taalbadklassen. Het is niet voldoende om alleen Nederlands te kennen als ‘gebruikstaal’. Ook grammatica, zinsontleding en begrijpend lezen zijn belangrijk en horen thuis in de eindtermen van zowel basis- als secundair.

  1. Meertaligheid als troef

Brussel heeft de ambitie om van kinderen meertalige burgers te maken, die als ze in het secundair afstuderen minstens zowel Nederlands-, Frans- als Engelstalig zijn.  Ook in Vlaanderen moet dat kunnen. De meertaligheid van Vlamingen is altijd een troef geweest en dat willen wij zo houden. Daarom geven we geven scholen meer vrijheid om immersieonderwijs te organiseren. We vertrekken daarbij steeds van een grondige kennis van het Nederlands, maar geven scholen de kans om ook inhoudelijke vakken te onderwijzen in het Engels, Frans of Duits.  Dat gebeurt wetenschappelijk onderbouwd (CLIL). We moedigen scholen ook aan om al van in de kleuter- of basisschool andere talen aan te leren. Het is wetenschappelijk bewezen dat het op jonge leeftijd gemakkelijker is om een vreemde taal aan te leren. Waarom dan wachten tot het voor velen een vervelende opdracht wordt?

  1. Centraal eindexamen als maatstaf

We investeren fors in onderwijs en dat is ook nodig. Het onderwijsbudget is goed voor 30% van de totale Vlaamse begroting en de afgelopen jaren groeiden de middelen met meer dan 1 miljard euro. We laten geld meer rechtstreeks naar scholen en leerlingen gaan in plaats van naar structuren. In het lager onderwijs zetten we in op de ontwikkeling en uitbouw van gestandaardiseerde en genormeerde toetsen. Die meten leerwinst maar ook motivatie. De resultaten van OVSG-toetsen en interdiocesane proeven worden -uiteraard anoniem- transparant ter beschikking gesteld voor onderzoek en wetenschap. Aan het einde van het secundair onderwijs voeren we een centraal examen in. Daarvoor wordt een wetenschappelijk ondersteunde methode ontwikkeld. Zo weet iedere leerling op het einde van het secundair waar men staat en krijgen we als samenleving een helder zicht op de investeringen in onderwijs. Als er dan alarmbellen luiden, kunnen we sneller bijsturen. Om de dalende onderwijskwaliteit een halt toe roepen willen we ook meer inzetten op wetenschappelijke expertise.

  1. Meer vrijheid voor scholen

We willen meer vrijheid voor scholen en minder inmenging door koepels en netten. We luisteren meer naar het terrein. We moedigen scholen aan om ook over de verschillende netten heen samen te werken. Door te logge structuren worden middelen vandaag niet efficiënt besteed. De omkadering van het M-decreet of de CLB’s zijn daar een voorbeeld van. We sturen het M-decreet grondig bij en geven scholen en ouders opnieuw meer zeggenschap. We zijn fier op het buitengewoon onderwijs en geven het opnieuw een volwaardige plaats in het onderwijsaanbod, precies omdat daar de expertise zit om te werken op maat.

  1. Leren falen en beter lesmateriaal

Onderwijs zorgt voor cognitieve ontwikkeling. Daarnaast zijn nog drie dingen belangrijk: leren leren, leren samenwerken en leren falen. De tijd dat we naar school gaan tot 18 of 22 jaar en met louter die kennis de arbeidsmarkt op stappen, is al lang voorbij. Vandaag leer je een leven lang bij. De digitale revolutie geeft ons daar ook alle mogelijkheden voor. Precies daarom is het zo belangrijk dat de basis goed zit, zodat je later op elk moment in je leven kan instappen en verder leren. In staat zijn om samen problemen op te lossen hoort daar ook bij. We zijn allemaal voortdurend met elkaar verbonden en dat geeft de mogelijkheid om gezamelijke kennis te delen om problemen op te lossen. Leren falen gaat hand in hand met mogen presteren. Prestatie is een goeie drijfveer, die het voor kinderen mogelijk maakt om zichzelf te overstijgen. Daar hoort ook bij dat je leert dat niet alles lukt, dat we uit fouten kunnen leren, opstaan en weer verder gaan. Door te veel te pamperen en consequent prestaties en falen uit te wissen, helpen we kinderen geen stap verder. We maken de kwaliteit van het lesmateriaal veel beter dan het vandaag is. We stappen af van te veel invulboeken en leggen opnieuw de nadruk op schrijven en begrijpend lezen. Daarnaast kunnen leerlingen gebruik maken van computers, tablets of smartboards om zelf op zoek te gaan naar antwoorden en informatie. De nadruk op instructie-onderwijs gaat hand in hand met meer moderne technieken om informatie te verwerven.

  1. Digitale tijd, digitale kennis

De komende 5 jaar zou elk kind in de basisschool kennis moeten maken met programmeren en computertaal. Vandaag zijn intitiatieven zoals “Coding for all” en “Coder-Dojo’s” bijzonder succesvol, meestal als buitenschoolse activiteit. Maar in deze digitale tijd zouden we die initiatieven aan élk kind moeten kunnen aanbieden. Weten hoe de digitale wereld in elkaar zit, wordt een basiscompetentie. Dat wil niet zeggen dat we de fout moeten maken om van elk kind een computerspecialist te maken, integendeel. In een samenleving waar robots en Artificial Intelligence heel wat taken van mensen overnemen, worden typisch menselijke vaardigheden opnieuw belangrijk. De ‘humanoria’, zeg maar gerust menswording, wint opnieuw aan belang met een focus op taal, literatuur en creativiteit.

  1. Levensbeschouwing als keuzevak

Wij maken van de lessen levensbeschouwing op school een keuzevak, dat naar keuze van de leerling binnen of buiten de uren gevolgd kan worden. Wie liever geen levensbeschouwing wil, kan de vrijgekomen uren invullen met een ander vak. In het keuzepakket komt er ook een vak LEF – dat staat voor Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie.

  1. Duaal leren aanmoedigen

In het secundair onderwijs trekken we volop de kaart van duaal leren. Zo geven we leerlingen de kans om ervaring op te doen op de arbeidsmarkt en in het bedrijfsleven. We zorgen er ook voor dat leerlingen die niet graag alleen maar op de schoolbanken zitten, aan de slag kunnen. Zo gaan we schooluitval tegen.  Steden en gemeenten kunnen bedrijven en scholen uit de buurt met elkaar in contact brengen. We moedigen de samenwerking van scholen met private partners aan. Zo kunnen jonge mensen sneller met modern materiaal leren werken en sneller nieuwe technieken aanleren. We breiden deze vorm van werkplekleren uit naar het hoger onderwijs en volwassenenonderwijs.

  1. De lat omhoog, de drempel laag

De lat omhoog, de drempel laag. Gelijke onderwijskansen en excellentie gaan hand in hand. Precies door de lat hoog te leggen op het vlak van kwaliteit, geven we alle kinderen een kans op een betere toekomst. Tijdens de schooluren ligt de nadruk daarom op lesgeven, bijleren en je talent ontwikkelen. Daarnaast houden we – zeker in moeilijke buurten – kinderen en jongeren ook buiten de schooluren binnen de schoolmuren. Het is niet logisch om schoolgebouwen en infrastructuur alleen van half negen tot half vier te gebruiken en daarna leeg te laten staan. Ook voor- en naschooltijd kan een waaier aan activiteiten georganiseerd worden die plezant of nodig zijn zoals huiswerkbegeleiding, warme maaltijden, sport en ontspanning bijvoorbeeld. We moedigen onderwijsinstellingen aan om zoveel mogelijk samen te werken met bijvoorbeeld muziekacademies, sociale diensten, sportverenigingen en jeugdcentra. Steden en gemeenten spelen hierbij een belangrijke rol. Leerkrachten en deskundigen kunnen onbelast bijverdienen door zich in te zetten buiten de vaste schooltijd. Tegelijk wordt naar school gaan de regel en thuisonderwijs de absolute uitzondering die alleen nog mogelijk is na een strenge kwaliteitscontrole.