“Toch denk ik dat je zonder lokale verbondenheid niet weet wat het werkelijk betekent om aan politiek te doen.”

Over Kessenich en Aarschot
In het meest noordoostelijke puntje van ons land ligt Kessenich. Het is vandaag een deelgemeente van Kinrooi. Tot aan de grote fusiegolf in de jaren 1970 werd het onafhankelijk bestuurd. Mijn grootvader Albert was er burgemeester. Ik heb hem zelf nooit politiek aan het werk gezien maar volgens de verhalen was hij een echte burgervader. Hij kende alle inwoners bij naam, voornaam en bijnaam. Hij begreep het verhaal van elk gezin, elk huis en elke boerderij. Hij leefde voor zijn dorp. Mijn grootmoeder runde de zaak, mijn grootvader de gemeente. Alles stond in het teken van Kessenich. Tussen zijn boeken vond ik papieren met daarop handgeschreven aantekeningen bij de punten die aan de gemeenteraad werden voorgelegd. Voor elk probleem zocht hij een oplossing, vaak zonder overdreven administratie of strak wettelijk carcan. Het moet zijn dat de inwoners van Kessenich tevreden waren over opa. Van vlak na de oorlog tot aan de fusie droeg hij onafgebroken de sjerp.

Ik heb, sinds ik zelf burgemeester ben, al veel aan mijn grootvader gedacht. Als burgemeester kom je vaak in onverwachte situaties terecht waarin je maar “je plan moet trekken”. Hoe zou hij dat gedaan hebben, denk ik dan. Hij is al bijna 25 jaar overleden en had – denk ik – geen flauw benul dat één van zijn kleinkinderen in zijn politieke voetsporen zou treden. In Aarschot, Vlaams-Brabant dan nog wel. Mijn stad is helemaal anders dan het Kessenich van na de oorlog. We hebben meer dan 30.000 inwoners, drie postcodes en een achttal leefkernen – elk met hun specifieke eigenheid Er zijn twee afritten op de autostrade, er is een station met treinen naar alle uithoeken van het land en we hebben ondertussen bijna 600 medewerkers. Elke dag gaan er meer dano 8.000 leerlingen naar school. Natuurlijk ken ik niet alle inwoners bij naam maar ik voel me wel even verbonden en betrokken als mijn opa destijds. Ik ben hier opgegroeid en ken de verhalen van buurten, de historiek en het eigen DNA van elke wijk. Net zoals mijn grootvader, denk ik dat dat nodig is om mijn job goed te doen.

Schaf de lokale partijen af!
Aarschot is mijn thuis en dus is het ook mijn verantwoordelijkheid. Uiteraard zijn er politici die vooral goed zijn in wereldproblemen, in analyses of in mediacommunicatie. Toch denk ik dat je zonder lokale verbondenheid niet weet wat het werkelijk betekent om aan politiek te doen. Politiek gaat over leven en samenleven in de polis, de burgergemeenschap. In een stad of gemeente doe je dat terwijl je de mensen in de ogen kijkt, wetende dat je samen verder moet. Het is mijn vaste overtuiging dat ideologie daarom op lokaal niveau zo goed als onbestaande is. Ideologie is theorie, de gemeente is praktijk. Ideologie verdeelt, een gemeente brengt mensen samen. Ideologie is star, een gemeente besturen betekent per definitie soepel zijn. Dat inzicht is natuurlijk niet nieuw. Wie vandaag naar Leuven kijkt, kan nauwelijks
raden dat het door een socialist werd en wordt bestuurd. De verschillen tussen Antwerpen en Gent zijn miniem. Ze hebben immers allebei vergelijkbare uitdagingen. De persoonlijkheden van de burgemeesters zijn natuurlijk anders, net als de kleuren van de coalitie. De retoriek en de tonaliteit zijn verschillend maar allebei voeren ze een beleid gericht op leefbaarheid met steeds minder auto’s en steeds meer propere lucht. Op lokaal niveau telt in de eerste plaats het engagement, zeg maar de persoonlijkheid en de inzet van een burgemeester en de ploeg. Ik durf zelfs stellen dat partijen op lokaal niveau stilaan volledig achterhaald zijn. Misschien (nog) niet als structuur of als ondersteuningsmiddel maar wel als motivatie bij het stemmen. De kiezer heeft de lokale partijen opgedoekt, al hebben de partijen dat zelf nog niet door. Uiteraard zijn er kanalen nodig om protest en ontevredenheid te uiten. Vanzelfsprekend spelen extremisten daar op in. Maar wanneer het gaat over de vijf centrumpartijen in het Vlaamse landschap denk ik niet dat de kiezer op lokaal niveau het verschil nog ziet. Hoe sneller ze inzien dat er moet samengewerkt worden, hoe beter de burger erbij gebaat is. Fietspaden hebben immers geen politieke kleur, in een fontein zie je alle kleuren van de regenboog. Veiligheid is niet blauw en meer groen is niet groen. Het is telkens simpelweg goed bestuur. Het zou een interessante oefening kunnen zijn om lokaal alleen nog met lokale lijsten op te komen en niet langer de – vaak kunstmatige – verbinding te leggen met de overkoepelende partijen. Zo moet niemand schuilen achter of zich verschuilen voor de landelijke partijkleuren, maar krijgt iedereen die meedoet de opdracht een eigen verhaal te vertellen voor de gemeente of stad waarover het gaat. Misschien verrast dit betoog? Ik ben immers acht jaar lang nationaal partijvoorzitter geweest. Dat kruipt in de kleren, zou je denken. En toch heb ik mijn partijkleur in sneltempo achter me gelaten. Burgemeester ben je van en voor iedereen in je gemeente, niet alleen voor de mensen die voor je gestemd hebben of –godbetert – een partijkaart hebben. In het schepencollege werken we met drie partijen samen maar ideologische betogen heb ik er nog maar zelden gehoord. ‘Hoe lossen we dat hier goed op’ is de meest gestelde vraag. Wat zeker ook meespeelt, is dat je je niet moet wegsteken achter een ideologie om een gemeente te besturen, achter theoretische kaders die uitleggen hoe je het in de ideale wereld zou aan pakken. Je hebt er immers de mogelijkheid – en de verdomde plicht – om echt dingen te realiseren. Je ziet ook de resultaten van wat je doet en dat is voor politiek op grote schaal veel minder het geval.

Hoe groter het probleem, hoe dichterbij de oplossing.
Tijdens mijn hele volwassen leven is de wereld alleen maar groter en daardoor minder grijpbaar geworden. Op het einde van de 20ste eeuw vielen de muren en vierden handel en internationale samenwerking hoogtij. Het was het einde van de geschiedenis schreef Fukuyama, terwijl hij het einde van de ideologische strijd tussen het liberalisme en het communisme bedoelde. Tot voor die tijd brachten de ideologieën
hun ideeën in de praktijk. Een mens- en wereldbeeld had consequenties voor de manier waarop we de samenleving organiseerden. Sindsdien lijkt het soms alsof de economie en de marktwerking het hebben overgenomen. Omdat die hand ‘onzichtbaar’ is, steken nationalisme en autoritair leiderschap her en der opnieuw de kop op. Als de democratie geen grip meer lijkt te hebben, of zelfs geen gezicht meer heeft, dan ruiken machtspotentaten hun kans. Dan kijken zelfs burgers die op zoek zijn naar antwoorden en daadkracht naar antidemocratische alternatieven. Alle grote problemen zijn natuurlijk internationaal. Het klimaat stopt niet aan de taalgrens. Migratie bestaat overal. Tal van religies bestaan door elkaar. Vergrijzing is een uitdaging in alle westerse landen. De hele wereld is bezig met het energievraagstuk. Maar wie denkt dat oplossingen van boven naar beneden zullen gevonden worden, zal nog lang moeten wachten, vrees ik. Dat risico kunnen we ons simpelweg niet permitteren. Hoe krijgen we opnieuw grip op complexe wereldzaken? Heel vaak is ‘schaalvergroting’ het antwoord. Meer macht aan Europa? De terugkeer van de natiestaten? Een wereldparlement? In die rij met oplossingen hoort ook de vraag naar grote fusies van gemeenten. Maar is dat wel het juiste antwoord? Uiteraard zijn gemeenten met een paar honderd inwoners, zoals in de tijd van mijn opa, te klein om de uitdagingen van vandaag aan te pakken. Zelfs voor gemeenten van enkele duizenden bewoners wordt het moeilijk. Door samen te werken, kunnen we beter werken. Dat heeft de organisatie van de vaccinatiecentra overal in Vlaanderen bewezen. Dat zie je helaas ook aan de moeilijkheden die de Waalse overstromingsgemeenten ondervinden om een waterramp van dergelijke omvang aan te kunnen. Ook voor technische ondersteuning of ICT kunnen gemeenten de uitdagingen niet alleen aan en zou het beter zijn om de krachten te bundelen. Toch zijn er grenzen aan die groei. Als schaalvergroting betekent dat we allemaal –
ook bestuurlijk – steeds meer afstand creëren, dan ben ik het daar niet mee eens. De problemen zijn wel mondiaal maar de democratie is dat niet. Hoe meer afstand ze neemt, hoe meer burgers afhaken en op zoek gaan naar antwoorden buiten de democratie. Dat is de reden waarom het geen oplossing is om steeds op grotere schaal te gaan werken. Als problemen ons wereldwijd boven het hoofd groeien, ligt de oplossing dichter bij dan we denken. Betrokkenheid is een essentieel element voor succesvolle lokale besturen. Het is het antwoord op vervreemding en op de afstand die een samenleving ontregelt. Hoe verder een bestuursniveau af staat van mensen, hoe groter het wantrouwen en hoe moeilijker het wordt om problemen op te lossen. Omgekeerd leidt de kennis van je eigen leefomgeving, van mensen, organisaties, verenigingen en netwerken tot beter bestuur. Over het ideale evenwicht tussen professionalisme en nabijheid kan je discussiëren, maar de maatstaf die in Vlaanderen werd gekozen om de vaccinatiecentra te organiseren lijkt me een goede indicatie.

In de grote corona-storm waren lokale besturen het anker
De coronacrisis heeft bewezen dat nabijheid en betrokkenheid troeven zijn. Voor zo goed als elk probleem vonden we een lokaal antwoord. Hoe meer onverwacht het crisismoment, hoe beter we in Aarschot erin slaagden om samen oplossingen te vinden. De lijst met voorbeelden is te lang om op te sommen. De technische dienst en het lokale glasbedrijf sloegen de eerste dagen van de lockdown de handen in elkaar om plexiwanden te maken voor bakkers en winkels. Er werden looplijnen getrokken, stickers geplakt en affiches gemaakt die op een eenvoudige manier tot bij de winkeliers en zelfstandigen geraakten. Er was een whatsappgroep voor kappers, horecazaken, grootwarenhuizen, woonzorgcentra en heel wat andere activiteiten waarmee we heel direct konden communiceren. Dat werkte in twee richtingen: wij konden informatie meegeven maar inwoners konden ook heel wat specifieke problemen signaleren die we snel konden oppikken. Wie de legendarische laattijdigheid en onduidelijkheid van de ministeriële coronabesluiten kent, weet dat snelle en nabije communicatie met mensen op het terrein onontbeerlijk was om chaos en zelfs opstandigheid te vermijden. We hebben heel wat wind gevangen voor de hogere bestuursniveaus in die dagen, maar door betrokken en aanspreekbaar te zijn, bleven burgers vertrouwen houden. Een stad als Aarschot toonde zich een levensecht sociaal netwerk: er werden mondmaskers gemaakt en boodschappen gedaan. De lokale horeca sprong in toen in het woonzorgcentrum de keukenploeg uitviel met corona. Een lokale aankoopbon injecteerde geld van hier rechtstreeks in onze economie – en dus niet in grote marktverstoorders erbuiten. Er leken geen drie verschillende onderwijsnetten meer te bestaan. Er waren alleen nog scholen, leerkrachten en leerlingen. We hielpen ze als stadsbestuur allemaal, zonder onderscheid. Toen de sporthal werd omgebouwd tot triagecentrum stonden dokters, verpleegkundigen en poetshulpen zij aan zij. Ook toen het vaccin eraan kwam, was de hulp indrukwekkend. Een telefoontje naar de zaaluitbater volstond om een locatie te vinden. Nog voor de beslissing van de Vlaamse regering gevallen was, waren de plannen getekend. Stadsmedewerkers gaven zich op om van het stadhuis naar de vaccinatiezaal te verhuizen. Kunstenaars toonden hun kunst langs wandelroutes en etalages. De lokale evenementensector was gedurende twee jaar redder in nood. In plaats van de wei van Werchter was Aarschot hun werkterrein. Ze bouwden een kermisdorp, hielpen markten te organiseren, telden bezoekers, leverden stewards en richtten het vaccinatiecentrum in. Er kwamen bijna 400 vrijwilligers helpen om het vaccinatiecentrum te runnen. Daardoor was er voor iedereen altijd wel een bekend gezicht dat voor vertrouwen zorgde. Ik ben er zeker van dat die vertrouwde aanpak heeft bijgedragen tot het succes van onze vaccinatiecampagne. Met bijna 95% volwassen gevaccineerden zijn we in Aarschot bij de koplopers, Vlaams en internationaal. In die grote wereld, waar corona de storm was die alle mensen trof, waren de lokale besturen het anker. Het waren lokale besturen die er met hulp van heel veel burgers voor gezorgd hebben dat we de crisis zijn doorgekomen. Ze hadden oog voor oplossingen, en voor de lokale eigenheid, tot spijt van diegenen die alles met boetes of binnen één en hetzelfde carcan wilden oplossen.

Minder politiekers, meer burgemeesters
De lokale aanpak zal ook voor alle andere, grote uitdagingen nodig zijn. Ook de klimaatverandering of de verkleuring van de samenleving pak je niet aan vanuit een ivoren toren, ver weg van mensen en buurten. Er is ruimte nodig voor maatwerk en pragmatisme. Dat staat niet haaks op grote beleidslijnen of discussies, zolang die ruimte maar gelaten wordt. Dat betekent tegelijk dat andere bestuursniveaus de controle en de bemoeizucht zullen moeten lossen, wat minder strak de teugels in de hand moeten nemen – of zelfs misschien best helemaal verdwijnen. Zoals mijn opa zou zeggen: we hebben minder politiekers en meer burgemeesters nodig. Want met
meer burgemeester-DNA komen we er wel.

Gwendolyn Rutten

Verschenen in het boek Lokaal DNA ontleed