‘Winnen doe je niet met braaf rechtop zitten en pootjes te geven’

Eind maart trekt Gwendolyn Rutten de deur van het Open VLD-hoofdkwartier achter zich dicht. Ze voelt zich ‘springlevend’, ook na alle aanvallen van de N-VA over haar ambities om eerste minister te worden. ‘Ik kan tien namen van politici noemen die maar al te graag premier willen worden, en die er alles aan doen om anderen te laten struikelen.’

Twitter gooide ze een tijdje ­geleden van haar smartphone. ‘Daar word je gek van.’ Toch liet de partij zich deze week verleiden tot een repliek op een digitale aanval vanuit het N-VA-hoofdkwartier. ‘Het onderwijs leert ons dat we rationele ­mensen zijn: je pense, donc je suis. Dat de ratio op elk moment de emotie overstijgt. Maar als een leugen op een bepaalde ­manier herhaald wordt, nestelt ze zich als een waarheid in ons brein.’

Kan een politicus zich verdedigen?
Gwendolyn Rutten: ‘Verruwing, polari­sering, leugens … Wie me kan uitleggen hoe ik daarmee moet omgaan, mag me bellen. Als op alle krantenpagina’s staat: ze neemt de telefoon niet op als Bart De Wever belt, wat moet ik dan doen? Mijn telefoon laten doorlichten? Ik heb verdorie zelf contact gezocht met hem. Ach, hij voelt zich machteloos en dat heeft hij niet graag.’

‘Wat moet ik doen om het beeld dat ik snel een paars-groene deal wou in ruil voor het premierschap te keren? Acht jaar lang heb ik me met hart en ziel voor de partij ingezet, was ik paraat bij onderhandelingen, trok ik lijnen in het zand … En dan zou ik plots denken: “Het is niet belangrijk, geef me dat postje. Doe allemaal maar jullie goesting.” Quatsch is het, (met ingetogen woede) allemaal quatsch.’

Uw suggestie in mei, dat u gerust de eerste vrouwelijke premier wou worden, was wat ongelukkig.

(giert het uit) ‘Tja, dat is het minste wat je kunt zeggen. Welke les moet ik daaruit leren? Dat ik dan maar moet liegen? Blijkbaar kunnen de mensen een dergelijke ­eerlijkheid niet aan. Of is de Belgische politiek beter af met huichelarij? In de context van een lezersgesprek met Het Laatste Nieuws maakte ik de nuchtere vaststelling dat België nog nooit een vrouwelijke ­premier had. Wordt het dan geen tijd om daar in 2019 verandering te brengen? ­Bovendien vormen gelijke kansen voor mannen en vrouwen de rode draad van mijn ­carrière.’

(verontwaardigd) ‘Ik ging niet de campagne in met de boodschap dat ik de ­volgende minister-president zou worden, om vervolgens die belofte te verbreken. Ik trok evenmin de campagne in met een veto tegen deze of gene partij. Nog straffer: De Wever verwijt mij dat ik premier wou ­worden, maar nu, negen maanden nadat ­alle ellende over ons is neergedaald, ­beweert hij plots dat hij die post ambieert in een regering met de PS. Mijn klomp brak, toen ik dat las in Het Laatste Nieuws. Het zou gemakkelijker geweest zijn als hij dat de dag na de verkiezingen gezegd had.’

‘Ik kan tien namen opsommen van politici die maar al te graag premier willen worden, die dag in en dag uit in worstelen met de vraag hoe ze die ambitie kunnen waarmaken. En die er alles aan doen om anderen te laten struikelen. En dat vinden we allemaal normaal?’

Denkt u nu aan uw partijgenoot Alexander De Croo?

‘Nee, dit overstijgt de partijgrenzen.’

Hij voelde zich bedreigd in de pikorde.

‘Dat is een algemeen gevoel in onze maatschappij. De herkomst van dat woord is zeker geen toeval.’ (lacht smakelijk)

U liet een ministerspost in de Vlaamse ­regering staan. Wouter Beke (CD&V) vindt dat woordbreuk, zei hij in ‘De Morgen’.

‘Ze mogen me aan de leugendetector ­leggen: daar zijn nooit afspraken rond ­gemaakt. De onderhandelingen genereerden een dynamiek, de gedachte groeide om zelf toe te treden en zo het kabinet te versterken. De Wever motiveerde dat met de profetische woorden: “Ge moogt ook wel eens aan uzelf denken”. Ik woog alle pro’s en contra’s af, sprak met mensen dicht bij mij, en zei uiteindelijk nee. Toen vond niemand dat een probleem.’

‘Een minister kan het verschil maken, maar ik wil niet aan politiek doen vanuit een functie of een titel. In mijn acht jaar als voorzitter had ik om het even welke functie kunnen opnemen, maar ik wil met een ­brede blik werken. Bovendien wilde ik tot de laatste dag mijn verantwoordelijkheid als voorzitter opnemen. Dat stopte niet met een Vlaams regeerakkoord. Ik heb er nog geen dag spijt van gehad.’

Fouten gemaakt

Enkele weken geleden zei Noël Slangen in ‘De afspraak op vrijdag’ dat u politiek dood was, dat u het alleen nog niet wist.

(fronst het voorhoofd) ‘Ik ben spring­levend, ook als politica. Ik wist al een tijdje dat ik er na twee mandaten mee zou op­houden. Het is een gezond principe om op tijd de macht door te geven. In het Bel­gische systeem hebben partijvoorzitters veel macht. Het is heel verleidelijk om te blijven zitten, je moet jezelf daarmee confronteren.’

‘Ik ben ook niet dom. Het verkiezings­resultaat was niet wat het moest zijn. Dan gaat men op zoek. In het voetbal of het ­bedrijfsleven gaat het net zo. Alleen kreeg ik de duidelijke vraag vanuit de partij om samen met Bart Somers en Alexander De Croo de onderhandelingen te voeren en mijn mandaat als voorzitter dus uit te doen.’

Jarenlang slaagde u erin om alle partij-ego’s in het gareel te houden. Dat beeld ligt nu aan diggelen.

‘Verlies, zelfs beperkt, vormt een ­voedingsbodem voor “het moet anders”. Daar heb ik geen probleem mee. Ik heb ­fouten gemaakt, sommige dingen moeten beter. Ik aarzel niet om dat te zeggen. Maar Open VLD was een stabiel baken in een woelige tijd, met tal van realisaties. Daar ben ik best trots op.’

De ene dag is een mens een mirakelvoor­zitter, de andere dag de oorzaak van alle ­ellende.

‘Beide kwalificaties moet je relativeren. Ik heb nooit gedacht dat ik een mirakelvoorzitter was, en ik denk evenmin dat het allemaal slecht was. Als het goed loopt, vindt iedereen dat fantastisch, in het andere geval wijzen ze je met de vinger. Ik heb mijn eigen familie gewaarschuwd dat die dag zou komen. Zelf heb ik noodgedwongen een dikke huid gekweekt. Voor de mensen rond mij is het lastiger.’

Wat was uw belangrijkste fout?

(denkt lang na) ‘Misschien had ik minder de consensus moeten zoeken. We hebben in de regering bijna al onze programmapunten binnengehaald: lagere belastingen, meer nettoloon, de flexijobs … Ik heb te lang gedacht dat de waardering auto­matisch zou volgen. Maar, om nog eens ­onze slogan te gebruiken: het werk in een regering moet je gewoon doen. De kiezer moet je ook en vooral winnen met een visie op de toekomst. (mijmert) Wij focusten veel op de regering zelf, er was ook altijd zoveel gekibbel.’

‘Ik heb veel geleerd uit de uitslag. Ik blijf het sociaal-economische beleid met hart en ziel verdedigen. Maar we hebben de harten van de mensen over het hoofd gezien, we waren te pragmatisch geworden. De vruchten van de economie moeten naar de mensen terug­keren, anders ontwrichten we de samen­leving. Mensen die hun leven lang hard ­gewerkt hebben, verdienen een goed pen­sioen. Dat is een kwestie van rechtvaardigheid.’

‘Ik wil me niet mengen in onze interne campagne. Alle liberalen – ook de kan­didaat-voorzitters – zijn het erover eens dat het sociaal-economische heel belangrijk is. Maar de liberalen hebben zoveel meer te bieden. Liberalisme is een way of life. Er liggen veel kansen voor een liberale partij in deze gepolariseerde tijden. De partij staat voor een oefening die de koppensnellerij of de messteken in de rug overstijgt. Dat ritueel hoort erbij, maar het lost niets op ten gronde.’

Uw pleidooi voor paars-groen van eind ­november zette uw partij op haar kop. Was dat geen vergissing?

(beslist) ‘Dat zal de toekomst uitwijzen. Voor mij was die hevige reactie de beves­tiging dat we afstand moesten nemen van de N-VA, dat de verwevenheid al veel te ver ging. Het heeft me altijd verbaasd dat liberale kopstukken in interviews zeggen dat ze alleen samen met de N-VA kunnen func­tioneren. Als ik dit als kiezer hoor, dan stem ik de volgende keer meteen voor de N-VA, want die Open VLD kan het blijkbaar niet alleen.’

‘Dat inzicht is gaandeweg gegroeid. En ik zeg dit met respect, want je kunt met de N-VA samenwerken. Alleen moet je dan vertrekken vanuit een respect voor elkaars wereldbeeld en ideeën. Het idee van ondergeschiktheid, van afhankelijkheid, van een front vormen, van “braaf zijn of we sturen het trollenleger op u af” is ongezond.’

Natie tegen natie

Vreemd dat sommige journalisten uw voorzitterschap louter door de bril van De Wever evalueren.

(lacht) ‘Dat verbaast me al lang. De hele samenleving wordt door zijn bril bekeken. Wanneer zal die waanzin stoppen? Als de N-VA buitenspel staat, is het land zogezegd kapot en is België een lijk dat al tien jaar warm gehouden wordt. Maar toen ze vijf jaar meebestuurden, zijn ze gaan lopen. Tja, de N-VA kijkt nationalistisch naar de samenleving. Vlaanderen is een volk, een natie. Dat staat tegenover Wallonië, een ­andere natie. Alsof er in Vlaanderen geen verschillende meningen bestaan, alsof we in algemene consensus besturen.’

‘Ik heb meer gemeen met de liberalen uit Wallonië, Duitsland of een ander land. Als ik met hen samenzit, merk ik hoezeer ons wereldbeeld spoort. Wat is er fout aan zo’n verwantschap? Waarom moet de toevalligheid dat ik Nederlands spreek en in Vlaanderen woon de bindende factor zijn? Dat is een conservatieve retoriek uit de vorige eeuw. Daaruit volgt ook mijn pleidooi voor meertaligheid. Waarom zouden we als hart van de Europese Unie niet meer inzetten op de kennis van het Engels?’

‘Natuurlijk is het goed dat een Vlaamse meerderheid in een bepaalde mate gedragen wordt. Het zou wenselijk zijn, maar laat ons de eerlijkheid hebben om te zeggen dat het niet noodzakelijk is. Toen alleen de MR in de federale regering zat, heb ik niemand gehoord. En als we met vier Vlaamse partijen in een regering stappen, dan is het nog altijd niet goed voor de N-VA. Het verwijt van volksverraad, het creëren van een ­vijandbeeld … Daar komt miserie van, daar komt echt miserie van. Mag ik nog aan politiek doen zonder de polarisatie te vergroten of zonder elke dag een schuldige te zoeken? De tijden zijn al explosief genoeg.’

Zonder controverse groeit een partij niet.

‘Juist. Ik en mijn standpunten roepen ook emoties op, zelfs haatberichten. Ik zou het veel erger vinden als iedereen me alleen maar beleefd en welopgevoed zou vinden, iemand die niemand kwaad doet. Alsof ik mijn tijd dan nuttig besteed heb. Ook de volgende voorzitter zal zijn plaats moeten opeisen. Winnen doe je niet met braaf rechtop zitten en iedereen een pootje ­geven. Dan blijft elk applaus uit. Je kunt niet allemans vriend zijn.’

‘Met je inhoudelijke ideologische kompas moet je ook goed kunnen inspelen op de veranderende samenleving en op onverwachte gebeurtenissen. Je kunt en hoeft niet eeuwig vast te houden aan een bepaald standpunt, dat is een fetisj. Het moet ­verschrikkelijk zijn om samen te leven met iemand die ooit een opinie gevormd heeft en die nooit weer wil bijstellen. Je wordt ouder, de wereld verandert, de technologie wijzigt, je kinderen worden groter … Als ­politicus moet je ook kunnen twijfelen en van gedacht veranderen.’

U blijft anders consequent in uw afwijzing van extreemrechts en extreemlinks.

‘Die partijen zijn in volle opmars en dat is niet onschuldig. Het gevecht is fun­damenteel: kom je op voor de democratie of niet? Het is makkelijk om te zwijgen, comfortabel ook. Misschien loont het zelfs, maar het is niet juist.’

‘Ik heb altijd respect gehad voor de ­manier waarop de N-VA zich als een dam, een Chinese muur tegen extreemrechts profileerde. Hun geflirt met Vlaams Belang maakte daar een einde aan. Strategisch vond ik dat een grote fout. De N-VA mag Vlaams Belang knuffelen, ze zelfs als vriendjes beschouwen. Maar ze moeten niet van Open VLD verwachten dat we dat spel meespelen. Een liberale partij kan niet met extreemrechts samenwerken.’

‘De N-VA heeft Vlaams Belang gelegi­timeerd. Wees dan niet verbaasd dat de ­kiezers daarnaar handelen. En wees evenmin verbaasd als het de vorming van een federale regering bemoeilijkt. Overigens kun je een land niet besturen als je niet met de andere kant praat. Toen de N-VA de ­stekker uit de regering trok, blies ze de brug met haar enige Franstalige partner op.’

In 2010 trokken júllie de stekker uit de regering.
‘Toen hebben we geleerd dat je zoiets niet moet doen, sindsdien scoren we rond 14 procent. We kunnen opnieuw groeien. In Vlaanderen denken heel wat mensen liberaal, niet zozeer in de partijpolitieke betekenis van het woord, maar in hun bereidheid om met een open blik naar de wereld te kijken, zelf hun mening te vormen en te verdragen dat anderen dat ook doen. Het vrije initiatief, de vrije markt, het zelf­beschikkingsrecht … Daarom liggen ethische discussies me zo na aan het hart.’

‘Ik weet niet of ik ooit abortus zou overwegen, ik heb nooit voor die keuze gestaan. Ik weet evenmin of ik voor euthanasie zou kiezen. Dat is ook het punt niet, het punt is dat je jouw manier van leven niet kunt ­opleggen aan iemand anders. Ik respecteer mensen die geloven in een hogere god, maar ik zal altijd vechten voor individuele keuzevrijheid.’

‘Dat maakt het onderwijs zo belangrijk. Het leert de mensen nadenken, anders ­beslissen anderen in hun plaats. Zonder die keuzevrijheid en emancipatie zat ik hier niet. Dan was er geen vrouwelijke voor­zitter, dan was er evenmin discussie over een vrouwelijke premier. Dan had ik niet kunnen studeren, dan zat ik thuis bij mijn twee kinderen.’

Kan de ethische problematiek een hinderpaal vormen voor een Vivaldicoalitie?

‘Ik respecteer CD&V, ze hebben het moeilijk in dit soort van discussies. Ik vraag alleen eenzelfde respect terug. Het is een groot misverstand om te denken dat Open VLD snel wil gaan, zeker als het gaat over euthanasie bij mensen die lijden aan ­dementie. Een steekvlam zou het allerslechtste zijn, het zal tijd vragen. Maar om de zaken niet te bemoeilijken, wil ik ­discreet blijven. We hebben geen baat bij een armworsteling. Een goed compromis impliceert dat de verschillende partijen er eerbaar uitkomen.’

Nood aan maatwerk

Bent u bang voor een Caroline Gennez­scenario? Zij werd geen minister, na haar voorzitterschap ging ze naar de tweede rij.

‘Ik vond dat onrespectvol. Caroline ­Gennez is een gewaardeerde politica, een goed parlementslid. Ik ben onthecht. Ik ben burgemeester en Vlaams Parlementslid. Ik zal mijn agenda opnieuw onder controle krijgen. Ik zal ook wat onstuimiger kunnen worden, te vaak heb ik gezwegen om de neuzen in dezelfde richting te krijgen.’

‘Het is heel verleidelijk om aan de top van de Belgische politiek louter commentaar te geven. Dan kom je ’s avonds thuis en vraag je je af wat je gedaan hebt, die dag. Ik heb analyses gemaakt, mijn gedacht ­gezegd, met tien journalisten gebeld. Maar wat heb ik gemaakt, gecreëerd, verbeterd? Dat laatste vraagt veel energie, maar zo wil ik aan politiek doen.’

‘We staan aan het begin van de roaring twenties. Hoe gaan we onze samenleving uitbouwen? Ik zie bijvoorbeeld de noodzaak van een nieuw sociaal-economisch pact. De oplossingen van de twintigste eeuw, de eeuw van de massificatie, werken niet meer. Iedereen een auto, iedereen ­hetzelfde onderwijs, dezelfde gezondheidszorg … Nu hebben we behoefte aan individueel maatwerk. Hoe doen we dat, zonder mensen uit te sluiten? Een taks op digitale transacties lijkt me slechts een kwestie van tijd. Het zal een ultralage taks op ontzettend veel transacties zijn, op het lezen van een artikel, het kopen van een aandeel, het uploaden van een akte … Fiscaliteit weerspiegelt de samenleving. Dan is die discussie over de belasting op werk of op aandelen van de baan. Dergelijke uitdagingen ­begeesteren me.’

U was ooit de kabinetschef van Fientje Moerman. Van haar komt de boutade: “Politiek is hard voor iedereen, maar bij vrouwen wordt het altijd persoonlijker”.

‘Dat is ook zo. We hebben te weinig vrouwelijke rolmodellen in de politiek. Het is te recent, te oneigen. Pas als er meer vrouwen in de politiek komen, zal dat probleem verdwijnen. Tot voor kort moesten vrouwen in de politiek halve mannen zijn, het liefst in de tweede helft van hun leven en ontdaan van alle vrouwelijkheid: Margaret Thatcher, Angela Merkel, Hillary Clinton. De laatste jaren zie je met Jacinda Ardern en Katrín Jakobsdóttir een ander model van jonge vrouwelijke leiders naar voren ­komen. Dat heb ik overigens altijd bewonderd in Laurette Onkelinx (PS): zij heeft zich daar nooit aan gestoord. Ze was een echte passionaria, en vrouwelijk op de momenten dat ze dat wilde zijn. (lacht) Maar ze werd nooit premier.’

 

Dit interview verscheen op zaterdag 29 februari in De Standaard.